Carmilla, of waar Bram de mosterd haalde

"Mijn moeder leest een lesbische vampierenroman", welke puber kan dat nu zeggen? De mijne kon dat met recht en reden beweren, want het was gewoon waar. En dat kwam zo.

Vorige week las ik namelijk Dracula van Bram Stoker, en kwam ik erachter dat Bram niet de allereerste was die een Vampier ten tonele voerde.  Sheridan Le Fanu, een Ierse schrijver van spookverhalen, was hem namelijk voor. In 1872 beschreef hij al een akelig bloedzuigend wezen, namelijk de mysterieuze Carmilla. Dat wilde ik natuurlijk graag meemaken en dus reisde ik al lezend af naar het verre Oostenrijk.

Een mysterieuze logée

Het verhaal speelt zich af, hoe kan het ook anders, in een oud, krakerig kasteel, ergens diep in duistere bossen verscholen. Daar woont Laura, een lieftallige deerne, die zich in alle eenzaamheid nogal te pletter verveelt. Groot is haar vreugde als zich, totaal onverwacht, een logée aandient in de vorm van de ravissante Carmilla. Het klikt meteen tussen de jongedames en ze borstelen eindeloos elkaars haar, ze lezen elkaar romans voor en knuffelen soms meer dan innig.

Maar ondanks alle gezelligheid, blijft Carmilla een mysterie. Want, waarom staat ze nooit voor één uur op? Waarom eet ze amper mee en slaat ze telkens het gebed over? Laura doet haar uiterste best om antwoorden te vinden, maar Carmilla zwijgt. Als er in de omgeving steeds meer meisjes overlijden, nadat ze gebeten zijn door een vreemd wezen, én een schilderij op het kasteel bijzondere overeenkomsten met Carmilla vertoont, wordt Laura bang. Haar nuchtere vader, die niets wil weten van occulte krachten, stelt haar gerust. Maar voor de zekerheid koopt Laura toch een amulet en doet ze 's nachts haar deur op slot. Het is maar de vraag of dat voldoende is, ....

Wat volgt is een duistere, spannende en o zo heerlijke griezeltocht, vol gekrijs en gezucht, bloedspatten, volle manen en wolvengehuil. Met op het einde ook nog een professionele vampierenjager én een pseudowetenschappelijke vermaning aan de lezers: hou altijd wat bollen knoflook bij de hand!

Vampierenkoorts in Engeland?

Vampierenverhalen behoren niet tot de Britse folklore, maar komen uit de Slavische en Hongaarse volkscultuur. Daar werd al in de Middeleeuwen verteld over vervloekte overledenen die 's nachts herrezen en zich voedden met bloed. Men kon hen verdrijven met knoflook, zilver of kruistekens, maar om echt zeker te zijn moest men een staak door hun hart drijven. En er zijn in Hongarije inderdaad lichamen teruggevonden die zo'n behandeling hebben ondergaan, een teken dat men echt geloofde dat deze wezens bestonden. 

Vanaf het begin van de negentiende-eeuw duiken er Vampierenverhalen op in de literatuur. Trendsettend was the Vampire, een verhaal van John Polidori. Leuk weetje: hij schreef dit verhaal toen hij samen met Lord Byron en Mary Shelley aan het meer van Genève vertoefde en ze elkaar 's avonds enge verhalen vertelden. Mary schreef tijdens die vakantie het visionaire Frankenstein, Byron bedacht een vampierenverhaal, maar had geen zin om het zelf op te schrijven. Polidori deed dat wel en gaf zijn Vampier Byroneske trekjes, als een knipoog naar de echte schepper van dit wezen. Vanaf dan zijn vampieren goedgeklede en uiterst gecultiveerde types, met een bleke teint en een duistere kant.  Polidori's verhaal werd meteen een groot succes, en decennia lang kon men in theaters terecht voor griezelige ensceneringen van dit bloeddorstige drama. 

Vampieren maakten dus met succes de oversteek naar de Britse Eilanden. Sheridan Le Fanu pikte het Vampierenthema op in 1872 met Carmilla, Bram Stoker maakte Dracula onsterfelijk in 1897. En de rest is zo ongeveer geschiedenis.

Ik blijf nog even verder lezen over bloedstollende wezens, geesten en spookverschijningen. Tot volgende week (als je durft!)

De Dood, Hein von Essen, 1926



Reacties

Populaire posts